Bouwomstandigheden die levensbedreigend zijn

De basis voor het herkennen van een gebouw als levensbedreigend is het niet zorgen dat mensen geëvacueerd kunnen worden bij brand, waaronder in het bijzonder:

1) doorgang breedte, toegang of nooduitgang, ofwel de vlucht of de landing van de trap die wordt gebruikt voor evacuatie, minder met meer dan een derde dan gespecificeerd in de toepasselijke technische voorschriften – bouw,

2) de lengte van een noodgang of toegang meer dan 100% van degene die is gespecificeerd in de toepasselijke technische voorschriften – bouw,

3) de aanwezigheid van de brandzone ZL I of ZL II in de ruimte of op de vluchtroute:

– plafond- of verlaagde plafondbekleding van licht ontvlambaar materiaal of druipnat onder invloed van vuur, of een vloerbedekking van licht ontvlambaar materiaal,

– wandbekleding van brandbaar materiaal in de vluchtroute, als er niet in twee richtingen voor evacuatie wordt voorzien,

4) het niet scheiden van de noodtrap van een hoogbouw of hoogbouw op de wijze bepaald in het van toepassing zijnde technisch reglement – bouw,

5) het niet beschermen van de in de toepasselijke technische voorschriften vermelde vluchtroutes tegen rook – bouw, op een bepaalde manier daar,

6) ontbreken van de vereiste noodverlichting in brandzone ZL I, ZL II of ZL V of op de vluchtroute van deze zone naar de buitenkant van het gebouw.

In het gebouw, als levensbedreigend beschouwd, oplossingen moeten worden toegepast om naleving van de brandveiligheidseisen te waarborgen, volgens de principes vastgelegd in de technische en bouwvoorschriften. Technische voorwaarden vormen:, dat hun brandveiligheidsvoorschriften ook van toepassing zijn op de bestaande gebouwen in gebruik, die het leven van mensen bedreigen. Middelen, dat bestaande gebouwen, waar er geen mogelijkheid is om mensen te evacueren in geval van brand, passende reconstructie of verandering van gebruik moeten ondergaan, zodat wordt voldaan aan de eisen van technische en bouwvoorschriften.

Nog, het gebouw werd beschouwd als een bedreiging voor het leven van mensen, waarbij de vluchtroutes werden gekenmerkt door ten minste één van de kenmerken genoemd in de brief van de met de hoofdinspecteur bouwtoezicht overeengekomen brief van de opperbevelhebber van de Staatsbrandweer. Betreffende de bescherming van vluchtroutes tegen rook, in hoogbouw en hoogbouw, opgenomen in ZL I, ZL III en ZL V, deze kenmerken omvatten alleen het ontbreken van de vereiste apparaten om rook te voorkomen of om rook van noodtrappen te verwijderen. Met de inwerkingtreding van nieuwe wettelijke voorschriften zijn dit::

-ontbreken van de vereiste rookwerende voorzieningen in trappenhuizen en brandhallen in hoogbouw,

-gebrek aan vereiste rookpreventie-inrichtingen of automatische rookafzuigingsinrichtingen geactiveerd door een rookdetectiesysteem in trappenhuizen en in brandhallen in hoogbouw,

-geen technische en bouwkundige oplossingen die horizontale vluchtroutes beschermen tegen rook,

– ontbreken van vereiste rookpreventie- of rookverwijderingsapparatuur in de liftschacht voor reddingsteams.