Uitgangspunt voor de indeling van het gebouw in brandzones en de daaruit voortvloeiende eisen, is om het deel van het gebouw dat door de brand is getroffen te isoleren, om de kans op branduitbreiding te beperken.
Voor hoge en hoge gebouwen, de brandzone wordt gevormd door het gebouw of een deel ervan, gescheiden van andere delen van het gebouw door brandscheidingselementen, een brandzone moet worden opgevat als een ruimte die op een zodanige manier is gescheiden, dat het vuur zich niet binnen een bepaalde tijd naar buiten of binnen de ruimte verspreidt. De verdieping van het gebouw is ook een brandzone, waar trappen en liftschachten zijn omsloten, afgesloten met deuren met een brandwerendheidsklasse van minimaal El 30 en uitgerust met apparaten om roken te voorkomen of om rook te verwijderen. Opgemerkt moet worden, dat uit het bovenstaande niet volgt dat elke verdieping van het gebouw als aparte brandzone moet worden uitgevoerd.
De oppervlakte van het brandcompartiment wordt berekend als de binnenruimte, gemeten langs de binnencontour van de externe partities van de zone, op vloerniveau, zonder het gebied van de horizontale doorsnede van de structuur en interne scheidingswanden te verkleinen, maar met een vergroting van het mezzaninegebied (indien aanwezig). Aanvaardbaar brandgebied voor hoge en hoge gebouwen ZL I, ZL III en ZL V is 2500 m2. In het geval van ondergrondse verdiepingen is het toegestane gebied van de brandzone 50% boven gebied, tj. 1250 m2. De uitzondering is de situatie, wanneer nooduitgangen van de ondergrondse verdiepingen direct buiten het gebouw leiden. De toegestane oppervlakte van de kelderbrandzone is dan dit, zoals bovengrondse verdiepingen.
Als er productieruimten in het gebouw zijn, magazijn of technisch, niet functioneel gerelateerd aan het deel van het gebouw dat is opgenomen in de ZL, deze ruimtes dienen een aparte brandzone te vormen. Opgemerkt moet worden, dat de kwestie van functionele koppeling kamergerelateerd is, en niet alleen voor de apparaten die ze bevatten, daarom geldt de vrijstelling van de verplichting om aparte brandzones te creëren niet voor ventilator- of stookruimten. Ketelhuizen voor vaste brandstoffen met een totale thermische capaciteit hierboven 25 kW of stookolie met een totale warmteafgifte groter dan 30 m2, ze moeten worden gescheiden door binnenmuren en plafonds met brandweerstandsklasse El 60, terwijl de deuren of andere sluitingen daarin – Hij 30. Als deze kamers worden gebruikt als stookruimte op gas met een totale warmteafgifte hoger dan 30 m2, samenstelling vaste brandstof, een slakkenfabriek of een opslagplaats voor stookolie, de binnenmuren en plafonds die ze scheiden moeten de brandweerstandsklasse El . hebben 120, terwijl de deuren of andere sluitingen erin -El 60. De brandwerendheidsklasse van buitenmuren in deze ruimtes dient te worden bepaald in overeenstemming met de algemene eisen, volgens de brandweerstandsklasse van het gebouw. De uitzondering zijn de externe scheidingswanden van gasgestookte stookruimten, gelegen boven het dak van het gebouw, waarvoor geen eisen worden gesteld aan de brandwerendheidsklasse, mits, dat ze zijn gemaakt van onbrandbare materialen.